Een zonnige donderdagmiddag in september. Willem Staats (73) bezoekt zijn broer Otto (82) in het Ariënshuis. Samen drinken we een kop koffie, voor de heren er op uit gaan. We zijn benieuwd hoe het is voor Willem om mantelzorger te zijn voor zijn broer. “Ik draag nu misschien de stempel mantelzorger, maar ik zie het vooral als waardevolle tijd doorbrengen met mijn broer. Ik wil hem gelukkig maken.” Willem wakkert de passies van Otto aan. Zo halen de broers samen nog alles uit het leven.
De broers Staats zijn nog als enige over van hun grote gezin. Hun verhaal begint echter niet in Twente. “We groeiden met onze ouders, 3 andere broers en 2 zussen op in Stadskanaal”, vertelt Willem. “In 1955 verhuisden we naar Enschede, vanwege de textiel. Die sector kwam op zijn gat te liggen en toen rolden we massaal de post in.” Zo gingen 4 broers Staats als postbezorger aan de slag bij de PTT. Otto herinnert het zich nog goed. “Ja ik heb het langste bij de post gewerkt toch? Wanneer ben ik daar ook alweer begonnen?”
Een beetje ondersteuning.
Het geheugen laat Otto vaak in de steek. Daarom kon hij na het overlijden van zijn vrouw niet thuis blijven wonen. Sinds de zomer van 2022 woont hij in het Ariënshuis in Glanerbrug. “Liberein, dat is pas fijn, “ zegt Otto lachend. “Ja, het bevalt me hier goed. Alles is goed geregeld, de mensen zijn vriendelijk en we maken veel uitstapjes. Eigenlijk kan ik me verder nog goed redden hoor.” Voor de twee kinderen van Otto en voor broer Willem is het een fijn idee dat hij nu in een verzorgingshuis woont. “Otto is inderdaad nog best zelfstandig. Hij heeft met een aantal dingen wat ondersteuning nodig, zoals met eten. En ook als er een keer iets is; er is altijd wel iemand bij wie we terecht kunnen. Dat is een heel fijn gevoel, vooral als ik merk dat mijn broer hier heel tevreden is.”
Touren door Twente.
Inmiddels is Willem ook kind aan huis in het Ariënshuis. “Elke dinsdagmiddag kom ik langs. En tussendoor nog weleens vaker. We drinken een kop koffie, fietsen een stukje of rijden door de omgeving. Naar Denekamp, Bad Bentheim, van alles eigenlijk. We maken gerust 200 kilometer
op een middag.” Vooral de kleine dingen vinden ze fijn om te doen. “Dan stoppen we onderweg, gaan we zitten op een bankje met een bakje koffie en kijken we over de uitgestrekte tarwe- en roggevelden. Daarvan genieten we allebei.” Maar het blijft niet alleen bij kleine uitstapjes. “Laatst zijn we op vrijdagavond samen naar de Grolsch Veste gegaan. Wout Brahma had zijn afscheidswedstrijd en dus kocht ik kaartjes via het internet. Prachtig om dit nog aan mijn broer te kunnen geven. En aan mezelf natuurlijk.”
Iets doen voor een ander.
Otto boft met zo’n broer. En dat beseft hij zich goed. “Het is een mooie aanvulling dat hij zo vaak komt. Dankzij hem kom ik overal nog.” En Willem? Hij wordt vooral heel blij van hun tijd samen. Emotioneel zegt hij: “Het geeft me zo’n goed gevoel dat ik dit voor Otto kan doen. Ik ben stapelgek op hem. We hebben niet veel meer over van vroeger. Gelukkig elkaar nog wel.” Sowieso zit het in Willem om klaar te staan voor anderen. “Als ik iemand kan helpen, dan doe ik dat. Alles wat je geeft, krijg je in veelvoud terug. Ik word er natuurlijk ook niet jonger op en heb ook mijn eigen leven. Maar wat ik kan doen, doe ik graag. Dat maakt mij ook gelukkig.”
Tijd voor een ijsje.
De broers wisselen nog wat mooie anekdotes met elkaar uit over hun tijd bij de post. Iets waar ze beide fijne herinneringen aan hebben. Willem: "We hebben daar samen veel meegemaakt. Als ik tegen Otto zeg ‘Jansen in de Dahliastraat’, dan zegt Otto ‘nummer 83’ haha. Een leuk geheugenspel.” En dan is het tijd om te gaan. “Nou broertje, wij gaan nog even op pad samen!” De broers rijden naar Enschede. “Even een rondje door de stad. En met een beetje geluk trakteert Otto me nog op een sorbet”, besluit Willem lachend.